Ed Elliott verbrandde een engel. Dat wil zeggen: de toplaag, de huid van het houten beeld. Hij maakte van dit effect een herkenbaar stijleffect. De door brand tevoorschijn gekomen jaarringen in het hout geven zijn ‘verbrande’ beelden een extra natuurlijke dimensie, die door geen enkel ander materiaal geëvenaard kan worden.

Charred Angel van Ed Elliott uit 2018 (houten origineel in brons gegoten).
In de zwarte verkoolde en beschadigde huid resoneren zowel het geweld van vuur als de schoonheid van transformatie. Wat aanvankelijk destructief lijkt, wordt zo een handtekening van bescherming. Heftig en prachtig.
Vleugels aan de armen
Tot het bekendste werken van de Britse beeldhouwer Ed Elliott (1985) behoren de Angel Series. Het zijn monumentale houten figuren met uitgespreide vleugels, bevestigt op de armen, in plaats van op de rug. Deze sculpturen situeren zich op het snijvlak van spiritualiteit en lichamelijkheid. De eerste van deze serie, Greer, is een geknielde engel, de vleugels gespreid op de grond.

Het beeld Greer (Mottisfont Angel) van Elliott uit 2011 (niet gebrand) met een spanwijdte van de vleugels van 4 meter.
Anders dan religieuze iconografie, waarin engelen dragers zijn van een dogmatische boodschap, belichamen Elliott’s engelen zowel bescherming als kwetsbaarheid, verheffing als zwaarte.
Truth to Materials
Het verkoolde oppervlak van de sommige van zijn beelden versterkt dit spanningsveld: de engel verschijnt als verheven gestalte, maar draagt tegelijkertijd de littekens van vuur en vergankelijkheid. Groots, overweldigend, maar ook confronterend in zijn destructieve dimensie.
Methodologisch sluit Elliott aan bij het concept van truth to materials, dat door de modernistische beeldhouwkunst van de vroege twintigste eeuw werd gepropageerd. In de beeldhouwkunst adopteerden Henry Moore en Barbara Hepworth dit concept, door te kijken naar hoe de zee stenen slijt en naar de tekening van het hout in bomen.
Japanse conserveringstechniek
De werkwijze van Elliott begint met de grove kettingzaag, gevolgd door minutieus handwerk met guts, klopper en schuurpapier. Maar dan past hij soms een ingrijpende nabewerking toe: de branding van de oppervlakte. Als houtsoort voor deze werkwijze kiest hij onder andere voor cederhout, maar ook cypres (de Leylandii) en ook taxus.

Het beeld ‘Burning Angel’ van Elliott uit 2013.
Elliott past deze ‘charred’-techniek toe die verwant is aan de Japanse methode shōu sugi ban (焼杉板), waarbij hout gecontroleerd wordt verkoold. Deze behandeling creëert een beschermende laag die houten planken voor woningen duurzamer maakt, beter bestand tegen weersinvloeden, terwijl de zwarte toplaag een dramatische esthetiek toevoegt. Andere voordelen: het hout is beter bestand tegen schimmels, insecten als houtworm en brand (!). In een P+ Special over houtbouw wordt – op pagina 4 – een woning in Amsterdam getoond met buitenwanden die zijn behandeld met deze Japanse techniek.
Door de huid van beelden te branden, versterkt Elliott de dialoog met zijn materiaal: vuur wordt een vierde dimensie, naast ontwerp, bewerking en omgeving. Het eindresultaat draagt zowel de energie van de natuur als de sporen van gecontroleerde vernietiging in zich, waardoor zijn beelden een geladen, bijna sacrale aanwezigheid krijgen.
Organische vormen verkennen
Hout als sculpturaal medium kent in de twintigste eeuw een ambivalente status. Beeldhouwers als Henry Moore en Barbara Hepworth benutten het materiaal in de vroege fase van hun carrière om organische vormen te verkennen, maar schakelden al snel over naar brons en steen om hun werken monumentaler en duurzamer te maken. Moore zag hout als een materiaal dat “te intiem” was voor zijn latere ambities, terwijl Hepworth juist sprak van de ‘directe dialoog’ die het materiaal met de maker afdwingt. Elliott sluit vooral bij deze laatste houding aan.

Elliott giet zijn verbrande beelden ook in brons; de tevoorschijn gekomen jaarringen uit het hout zijn nog steeds goed zichtbaar.
Elliott kiest er ook regelmatig voor om bronzen afgietingen van zijn houten originelen te laten maken. Het is een strategie die meer kunstenaars toepassen. Niet alleen kunnen bronzen beelden beter buiten staan dan een organisch en dus rottend materiaal als hout. Brons wordt door de kunstmarkt en publieke instellingen bovendien als ‘meer duurzaam’ beoordeeld. Hierin balanceert hij tussen traditie en commercie, maar steeds zonder het verlies van de oorspronkelijke uitstraling van het hout. De Westover Gallery heeft tal van beelden van Elliott in de etalage staan.
Tussen verwoesting en vernieuwing
Ed Elliott’s werk laat zien hoe de herwaardering van hout als sculpturaal medium in de eenentwintigste eeuw niet alleen nostalgie naar de Middeleeuwse grootmeesters is. Elliott gebruikt hout voor het voeren van een actuele dialoog met duurzaamheid, spiritualiteit en de rol van ambacht in de kunst. Zijn gebruik van branding, verwant aan de Japanse traditie van shōu sugi ban, verleent zijn beelden niet alleen een fysieke bescherming, maar ook een symbolische lading die de grens tussen verwoesting en vernieuwing verkent.
In een tijd waarin de hedendaagse kunst vaak door conceptuele werken gedomineerd wordt, herinnert Elliot ons eraan dat materiaal, methode en mythe onlosmakelijk met elkaar verbonden blijven.

Mijn eigen beeld Wonderstones, met de gasbrander bewerkt kruishout (CLT).
Maar Elliott is niet de enige kunstenaar die de shōu sugi ban-techniek toepast. Ikzelf gebruik het om de unieke karakteristieken van Cross Laminated Timber (CLT) te versterken, onder andere in het beeld Wonderstones. Ik noem deze verhalen die uit het hout tevoorschijn komen: Dendroism, naar het Griekse woord Dendro (boom).
Andere voorbeelden zijn:
+ Óscar Aldonza Torres (Spanje) maakt bustes en sculpturen waarin verkoold olijfhout de huid vormt.
+ Dean Marino (Marino Piotti) (Italië) maakt minimalistische sculpturen in hout, waarbij brand de textuur en esthetiek versterkt.
+ En laten we vooral de Nederlandse designer Maarten Baas niet vergeten, die furore maakte met zijn zwart verbrande meubels voor Moooi.
Jan Bom 15 september 2025