Wondertjes van miniaturen van Adam Dirksz

De uit hout gesneden miniatuurtjes van Adam Dircksz dateren uit de 16e eeuw en zijn zo klein dat je een vergrootglas nodig hebt om ze goed te kunnen bestuderen. 

Een ‘gebedsnoot’ functioneerde als een draagbaar altaar.

Er zijn zo’n 135 tot 150 van deze gesneden miniatuurtjes van buxushout bewaard gebleven. Ze zijn in eigendom bij verschillende privécollecties en musea. 

Het waren draagbare gebedsnoten

Van oorsprong zijn ze bedoeld als klein draagbaar altaar, want de voorstellingen beelden Bijbelse verhalen uit. Details tonen een spons om het gezicht van Christus aan het kruis te deppen. Of Pilatus die zijn handen in onschuld wast na de veroordeling van Jezus tot de kruisdood. Een gesloten ‘gebedsnoot’ is niet groter dan een golfbal en past in opengeklapte vorm precies in een hand.

Het formaat van een golfbal.

Het Rijksmuseum in Amsterdam stelde in 2017 een tentoonstelling ‘Small Wonders’ van deze collectie samen. Een team van historici en restauratoren kwam er na jarenlang onderzoek ook achter wie de maker van deze wondertjes is: dat moet Adam Dircksz zijn geweest.   Gelet op de teksten op de zijkant van de doosjes, zou hij in de Zuidelijke Nederlanden hebben gewerkt, het huidige België. Andere bronnen stellen echter dat zijn houtwerkplaats in Delft moet hebben gestaan.

Veel onderzoek naar Dircksz is gedaan door de kunsthistoricus Jaap Leeuwenberg. In een van de gebedsnoten, in het bezit van het Statens Museum in Copenhagen, heeft Dirksz in het Latijn zijn naam op de rand gesneden : ‘Adam Theodrici me fecit‘ (oftwel ‘Adam Dircksz heeft mij gemaakt’). Andere werken zijn onder andere in het bezit van het Metropolitan Museum of Art in New York, de Art Gallery in Toronto (Canada) en het Rijksmuseum. 

De beroemde vormgeefster Irma Boom maakte van de tentoonstelling een prachtig boek, met de gelijknamige titel ‘Small Wonders’, nog steeds -soms- tweedehands te koop.

Gesneden met de boortjes van een tandarts?

De kunstwerkjes zijn allemaal binnen een zeer korte tijdsperiode gemaakt, tussen 1500 en 1530. Onderzoekers gebruikten micro-CT-scanning en geavanceerde 3D-analysesoftware om de houtsnijwerken te onderzoeken.

De onderzoekers ontdekten hoe geavanceerd de miniatuuraltaren waren opgebouwd. De binnenste lagen zijn samengevoegd met de gewrichten die zo nauwkeurig verborgen zijn dat alleen een microscoop of een röntgenfoto ze kan detecteren. Sommige fragmenten van de miniaturen zijn aan elkaar bevestigd door kleine verbindingsstukjes. 

Het hang- en sluitwerk van het miniatuurtje is zeer ingenieus gemaakt.

Kunsthistorici zien een relatie met het werk van zilversmeden uit deze tijd. Waarschijnlijk is er bij het snijden gebruik gemaakt van de fijne instrumenten van tandartsen, zoals boortjes.